De Hervormde Gemeente van Haaften is sinds 1608 door talrijke predikanten bediend. Een van hen betreft ds. J. E. G. Landré, die gedurende 26 jaar aan de gemeente was verbonden.
Jean Everard Germain Landré werd op 13 juli 1807 geboren te Utrecht. Vader Jean Nicolas was de zoon van een Franse hugenoot en moeder Marie Elisabeth Ditmarsch was afkomstig uit Utrecht. Jean werd op 26 juli gedoopt in de Waals-gereformeerde gemeente.
Zijn ouders hadden een hoedenwinkel in de Choorstraat van Utrecht, ter hoogte van de kruising met de Steenweg. In 1816 werd de winkel verplaatst naar de Oudegracht. Bij deze gelegenheid werd een advertentie geplaatst in de Utrechtsche Courant: “Bij hem zal ten alle tijden te vinden zijn een aanzienlijk assortiment van Engelsche, Brabantsche en Fransche hoeden, in alle soorten en kwaliteiten en naar den laatsten smaak; verders militaire hoeden en schakos in soorten (…).“
Vader Jean Nicolas overleed in 1826 en moeder Marie Elisabeth in 1833. Jean studeerde reeds sinds november 1825 aan de theologische faculteit van de Universiteit Utrecht. De studie wilde niet goed vlotten (hij vroeg op een zeker moment verlenging aan) maar uiteindelijk studeerde hij in 1835 af.
Kort nadien, op 5 november 1836, trouwde Jean met Magdalena Johanna Horst die afkomstig was van Texel. Samen kregen ze vijf kinderen waarvan er drie op jonge leeftijd overleden.
Pas in 1846 kon Jean als hulppredikant aan de slag in Soest. In de tussenliggende jaren werkte hij als onderwijzer en woonde het gezin achtereenvolgend te Zeist, Nunspeet en Utrecht. In november 1847 vertrok het gezin naar Amsterdam waar Jean (opnieuw als hulppredikant) in dienst trad bij de Hervormde Gemeente.
Rond dezelfde tijd bracht de Hervormde Gemeente van Haaften een beroep op hem uit. Nadat hij het beroep aanvaard had gebeurde er iets onverwachts. De kerkelijke goederen in Haaften behoorden namelijk tot een heerlijkheid welke op dat ogenblik werd beheerd door de ‘Vrouwe van Haaften’. Zij was derhalve verantwoordelijk voor de salariëring van zowel de predikant en de schoolmeester. Nadat Jean het beroep had aanvaard verlaagde de Vrouwe het traktement van 600 naar 400 gulden, terwijl het traktement in 1828 nog 776 gulden bedroeg.
De classis Zaltbommel weigerde zich bij deze verlaging neer te leggen. Uiteindelijk werd er in 1849 door de Minister van Eredienst een schikking getroffen met de Vrouwe, waarbij de regering haar bezit van de betreffende kerkelijke goederen erkende en zij in ruil daarvoor het jaarlijkse traktement terugbracht naar 800 gulden.
Jean deed op 10 maart 1850 intrede in de Hervormde Gemeente te Haaften. Daags nadien liet hij zich, samen met zijn vrouw en hun twee opgroeiende kinderen, inschrijven in het bevolkingsregister. Hij bleef de gemeente dienen tot zijn emeritaat in 1876.
Gedurende de 26 jaren dat Jean in Haaften stond waren er verscheidene ingrijpende gebeurtenissen. Hierover schreef hij twee boeken; betreffende de watersnoodramp van 1861 en de grote dorpsbrand van 1866.
Na zijn emeritaat trokken Jean en zijn vrouw in bij hun zoon Willem Jan Nicolaas. Deze was na zijn studie theologie als journalist gaan werken in Middelburg. In juni 1881 begon hij als notaris en vestigde hij zich met zijn gezin en ouders in Vlijmen. Jean overleed alhier op 28 juli 1881. Zijn vrouw Magdalena Johanna overleefde hem bijna acht jaar.
Dit artikel betreft een conceptartikel hetgeen later nog verder zal worden aangevuld waarbij tevens een bronopgave zal worden vermeld.