Winter van 1860-1861

Dit betreft een digitale bewerking van een stereofoto die is gemaakt door notaris Hendrik Jan van der Dussen uit Rossum (1777 – 1864), vermoedelijk in de winter van 1860-1861. Voor zover bekend betreft dit de vroegste fotografische opname van de kerk van Haaften.

De originele stereofoto is aanwezig in het Stadskasteel Zaltbommel.

De kerk werd ingewijd op 14 december 1851. Over deze plechtigheid werd het volgende geschreven in het Godsdienstig weekblad en kerkelijke courant (d.d. 19 december 1851):

“Heden gingen wij met blijdschap op naar ons nieuw tempelgebouw. Lokte de fraaije torenspits en het gansche uiterlijke ons uit, om naar binnen te gaan, dáár zijnde, werd onze verwachting niet te leur gesteld. Wij bevonden ons in een bedehuis, in Gothischen stijl gebouwd, hetwelk de twee voor name vereischten van een Christelijk bedehuis in zich vereenigt, eenvoud en verhevenheid.

Ten half twee ure trad onze waardige Leeraar J. E. G. Landré, voor ons op en sprak eene gepaste en ernstige leerrede voor ons uit over ‘het voorregt eener geschikte en waardige gelegenheid ter uitoefening van de Godsdienst’, naar aanleiding van Ps. 132 vers 7: Wij zullen in Zijne woning ingaan, wij zullen ons nederbuigen voor den voetbank Zijner voeten.

Het werd ons voorgehouden: 1. hoe de tekst het gevoel daarvoor uitdrukt; 2. hoe de tekst, in verband met de gelegenheid, dat voorregt onder de aandacht brengt en op ‘t harte drukt; 3. hoe wij dat voorregt best Gode en onzen Heer Jezus Christus toeheiligen.

Groot was de luisterende schaar, algemeen de belangstelling. Regtmatige hulde werd toegebragt aan het collegie van Kerkvoogden, vooral aan den President Kerkvoogd, den Heer Dutrij van Haaften, aan den Architect Murman, van Geldermalsen, en aan zoo velen, als medegewerkt hebben aan een gebouw, ‘t welk ontwerper en bouwlieden allezins tot eer verstrekt. Daarna werd de nieuwe tempel door een plegtig gebed Gode toegeheiligd.

De zegen des Heeren ruste op dit huis Zijner woning; Hij geve het ons, dáár onze beste uren door te brengen, en als wij sterven, dan brenge ons hart een stillen afscheidsgroet aan dat huis des Heeren, waar wij geleerd hebben heilig te leven en getroost te ontslapen!”